Onderzoek naar 1000 jaar oud Limburgs aardewerk: Raadsel 10e eeuw eindelijk gekraakt? Uitkomsten werpen mogelijk nieuw licht op onze geschiedenis

Nieuw onderzoek onder leiding van het Limburgs Museum moet eindelijk helderheid brengen in een archeologisch mysterie: waarom zijn er zo weinig objecten uit de 10e eeuw? Die eeuw wordt niet voor niets ‘de lege eeuw’ genoemd. Of is het allemaal een misverstand? Zijn er wél objecten uit die tijd gevonden, maar zijn ze altijd fout gedateerd? Die theorie gaat archeoloog Maurice Janssen nu testen. Het onderzoeksproject Brunssum-Schinveld, met steun van de Provincie Limburg en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE), moet voor het einde van 2024 duidelijkheid scheppen. De uitkomst werpt mogelijk nieuw licht op het ontstaan van dorpen en steden in wat nu Limburg is, en op de levens van gewone mensen.

Foute chronologie?
Al decennia wordt aardewerk uit Brunssum en Schinveld in de wijde omgeving gebruikt om andere vondsten te dateren. Maar als de ‘aardewerkchronologie’ van Brunssum-Schinveld zelf niet klopt, zijn talloze andere vondsten uit de Euregio dus niet goed gedateerd. Ze zijn dan bijvoorbeeld een eeuw ‘te laat’ gedateerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vindplaatsen van huizen, die gedateerd worden met behulp van het daar gevonden aardewerk. Als de theorie klopt dat de aardewerkproductie mogelijk een eeuw vroeger is gestart dan aangenomen, komen die huizen en allerlei andere vondsten die we tot nu toe in de 12e eeuw plaatsen, eigenlijk uit de 11e of zelfs 10e eeuw. Waarmee het raadsel van de lege 10e eeuw wellicht kan worden opgelost: die was misschien helemaal niet zo ‘leeg’ als we meenden.

Onderzoek
Het onderzoeksproject Brunssum-Schinveld kent twee fasen. In de eerste, gesteund door de RCE, worden oude onderzoeken in het archief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (een voorloper van de RCE) gereconstrueerd. Daaruit moet blijken of de theorie van de foutieve datering klopt. In de tweede fase, in 2024, wordt het onderzoek afgerond, gepubliceerd en komt er een symposium. De tweede fase wordt gesubsidieerd door de Provincie Limburg.

Nieuw licht op bewoners
Het Limburgs Museum gaat de uitkomsten van dit onderzoek vertalen naar een breed publiek. “Dat werpt mogelijk een compleet nieuw licht op onze geschiedenis,” benadrukt Museumdirecteur Bert Mennings. “Dan leren we vooral de gewone mens veel beter kennen. Dat past bij ons streven om het verhaal van álle Limburgs te vertellen.” Het Limburgs Museum beheert de grootste museale archeologiecollectie van Limburg en draagt bij aan archeologisch onderzoek. 

Grote vragen
Hoofdonderzoeker van het project Brunssum-Schinveld is Maurice Janssen. In het dagelijks leven werkt hij als archeoloog voor zowel zijn eigen bedrijf SAGA Archeologie als de gemeente Maastricht. “Ik heb grote interesse in de middeleeuwen, en vooral in de ontwikkeling van stadskernen. Als je daar iets over wil zeggen, moet je het materiaal héél goed kennen, en zo ben ik het aardewerkonderzoek ingerold.” Na bestudering van flink wat archeologische vindplaatsen bleef Janssen met grote vragen zitten. Die vragen leidden uiteindelijk tot de theorie dat er iets mis kan zijn met de datering van vondsten.

Provinciaal depot
Een van de partners in het onderzoeksproject Brunssum-Schinveld is het Provinciaal Depot voor Archeologische Bodemvondsten, gevestigd in De Vondst in Heerlen. Daar ligt aardewerk uit Brunssum-Schinveld opgeslagen, vondsten die de Rijksdienst Oudheidkundig Onderzoek heeft opgegraven. In het provinciaal depot bevinden zich bovendien allerlei amateurcollecties die nader onderzoek verdienen.

Foto: Archeoloog Maurice doet onderzoek.